© Ministerie van de Vlaamse gemeenschap
Administratie Gezondheidszorg, Entiteit Beleidsondersteuning

Gezondheidsindicatoren
   06/09/02    layout :Luc Moreau
             v.u.: Herwin De Kind

 

Body Mass Index bij volwassenen

De evolutie van overwicht bij werknemers in Vlaanderen en Brussel:
een cross-sectionele registratie tussen 1993 en 2000

IDEWE, Interleuvenlaan 58, B-3001 Leuven, België
Mylle G, Moens G

Afdeling Arbeid- en Verzekeringsgeneeskunde, Departement Maatschappelijke Gezondheidszorg, Katholieke Universiteit Leuven, België
Moens G

Samenvatting

Doelstelling: 
Het doel van deze studie is het bestuderen van de evolutie van de BMI naar leeftijd en geslacht bij werknemers in Vlaanderen en Brussel tussen de jaren 1993 en 2000.

Methode: 
Van 1993 tot 2000 werden lichaamslengte en –gewicht op cross-sectionele wijze verzameld bij werknemers uit verschillende sectoren (n=110.656 in 1993 tot n=149.351 in 2000).

Resultaten: 
Voor beide geslachten stijgt de gemiddelde BMI over de 8 onderzoeksjaren en steeds is de gemiddelde BMI bij mannen hoger dan bij vrouwen. Het cumulatief aandeel van zwaarlijvigheid en obesitas neemt toe. In 2000 vertonen bijna 40% van de vrouwen en meer dan de helft van de mannen overgewicht.
Omdat in de beschouwde periode ook de gemiddelde leeftijd voor beide geslachten toeneemt, werd een gestratificeerde analyse uitgevoerd in 1993 in vergelijking met 2000. Op twee uitzonderingen na nam de BMI in elke leeftijdsklasse significant toe.

Besluiten: 
De bestudeerde steekproef bestaat uit werknemers, die over het algemeen gezonder zijn dan de algemene bevolking, waardoor de gevonden cijfers vermoedelijk een onderschatting zijn van het werkelijk probleem. Het lijkt evident dat in een Vlaams preventief gezondheidsbeleid, de aanpak van zwaarlijvigheid en obesitas een essentieel onderdeel zou zijn.

1. Inleiding

De gezondheidsimplicaties van obesitas werden reeds uitvoerig bestudeerd en het is aangetoond dat obesitas de morbiditeit en mortaliteit negatief beïnvloedt (2, 8, 9, 10). Obesitas is een belangrijke risicofactor voor algemene gezondheidsproblemen zoals hart- en vaatziekten, verhoogde bloeddruk, suikerziekte, jicht, galstenen, osteoartrose, mensesproblemen en longfunctieafwijkingen.

Vroeger bestudeerden wij reeds de associatie tussen Body Mass Index (BMI) en verschillende gezondheidsindicatoren bij werknemers in het Vlaamse en Brusselse gewest, onderzocht in 1994 (n=106.495). Daarbij werd onder andere een associatie tussen BMI en ziekteverzuim gevonden, meest uitgesproken bij de vrouwelijke werknemers (5). In een analoge studie in 1995 werd de associatie tussen obesitas en de jaarprevalentie van arbeidsongevallen en van ziekteverzuim bestudeerd bij 111.805 werknemers. Daarbij werd een significant stijgende prevalentie van gerapporteerd ziekteverzium en arbeidsongevallen met een stijgende BMI vastgesteld bij de vrouwelijke werknemers (6). Deze bevinding is belangrijk omdat obesitas een mogelijke risicofactor kan zijn voor een verhoogde gevoeligheid aan arbeidsongevallen en ziekte.

In deze studie wordt de evolutie van de BMI bestudeerd over 8 opeenvolgende jaren van cross-sectionele registratie, evenals de verschillen in evolutie tussen geslachts- en leeftijdsgroepen.

2. Methode en studiepopulatie

Periodiek (in de regel jaarlijks) worden door Externe Preventiedienst IDEWE medische onderzoeken uitgevoerd bij werknemers uit verschillende sectoren die volgens art. 124 van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB) als ‘onderworpenen’ moeten worden beschouwd omdat zij een wettelijk omschreven beroepsrisico lopen bij de uitvoering van hun werk. De bevindingen van deze onderzoeken worden geregistreerd op een optisch leesbaar formulier. Naast administratieve en prestatiegegevens betreffen de geregistreerde gegevens een aantal metingen, uitgevoerd door de bedrijfsarts en -verpleegkundige, van onder andere lichaamslengte en -gewicht, bloeddruk, polsslag, alsook zelfgerapporteerde gezondheidsvariabelen zoals rookgewoonten, ziekteverzuim, arbeidsongevallen en sportgewoonten. De onderzoeken worden uitgevoerd door bij benadering 200 bedrijfsartsen en verpleegkundigen. Dit impliceert dat er onvermijdelijk een belangrijke inter-observer variabiliteit zal zijn. Deze variatie werd bestudeerd op data, verzameld sinds 1992 (4), en de resultaten van deze studie werden aangewend ter verbetering van de standaardiseringprocedures. Bovendien werden, als onderdeel van het algemeen kwaliteitsbewakingsbeleid, de onderzoeksinstrumenten centraal geijkt.

In deze studie wordt de evolutie van de gemiddelde BMI en van de BMI-klassen geanalyseerd naar geslachts- en leeftijdsgroepen. Vanaf 1993 zijn de BMI-gegevens van meer dan 110.000 werknemers beschikbaar voor analyse, en dit aantal loopt op tot ongeveer 150.000 in 2000. De BMI wordt berekend als de ratio van lichaamsgewicht (in kg) en het kwadraat van de lichaamslengte (in meter). Voor de classificatie van de BMI refereren we naar Garrow (3): een BMI van minder dan 20 wordt beschouwd als te laag, tussen 20 en 24,9 als normaal, tussen 25 en 29,9 betekent overgewicht, tussen 30 en 39,9 obesitas. Een BMI van 40 en meer wordt beschouwd als morbide obesitas.

Om na te kijken of de gevonden verschillen in gemiddelde BMI tussen de twee uiterste jaartallen leeftijdsafhankelijk waren, werd gebruik gemaakt van de Twee-Weg-Variantie-Analyse. De verschillen tussen de twee onderzoeksjaren zelf werden dan in de verschillende leeftijdsklassen getest met een ongepaarde t-Test. Omdat we gebruik maken van zeer grote databestanden is de onderliggende assumptie van normaliteit welke vereist is om t-testen en Variantie-Analyse toe te passen minder strikt. De voorwaarde van onafhankelijke steekproeven is wel niet volledig vervuld, aangezien een aantal werknemers gedurende de 8 onderzoeksjaren jaarlijks werd onderzocht. Door echter voor het testen van de verschillen gebruik te maken van de twee meest uiteenliggende onderzoeksjaren (1993 en 2000) werd deze onvolkomenheid zo klein mogelijk gehouden.
Voor de statistische analyses werd gebruik gemaakt van het SPSS 10.0 pakket (7).

3. Resultaten

In onderstaande tabellen wordt zowel voor mannelijke als voor vrouwelijke werknemers de frequentieverdeling van de BMI-klassen en de gemiddelde BMI voor elk van de 8 onderzoeksjaren weergegeven. We zien voor beide geslachten dat het relatief aandeel van de BMI-groep die als normaal wordt beschouwd (20 <= BMI<24,9) over de jaren afneemt, terwijl het cumulatief aandeel van de BMI-groepen waarbij de BMI als te hoog wordt beschouwd (BMI >= 25), toeneemt - met uitzondering van een lichte afname tussen 1998 en 1999 bij de mannen. Het aandeel van zwaarlijvige en obese werknemers neemt dus toe van 30,5% tot 36,7% bij de vrouwen en van 48,0% tot 51,9% bij de mannen tussen de jaren 1993 en 2000. Ook de gemiddelde BMI toont voor beide geslachten een globaal stijgende evolutie, met telkens een grotere waarde bij de mannen in vergelijking met de vrouwen.

Frequentieverdeling van de BMI-groepen en de gemiddelde BMI voor de 8 onderzoeksjaren. Mannen en Vrouwen

Uit vroegere studies (5, 6) weten we echter dat de BMI ook leeftijdsafhankelijk is, waarbij de BMI stijgt met toenemende leeftijd. In onze steekproeven neemt de gemiddelde leeftijd voor beide geslachten toe, bij de vrouwen van 33,4 jaar in 1993 tot 35,5 jaar in 2000 en bij de mannen van 35,0 jaar in 1993 tot 36,5 jaar in 2000. Deze toename in gemiddelde leeftijd zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor de toenemende BMI over de 8 onderzoeksjaren. Om dit in rekening te brengen, hebben we de leeftijd opgesplitst in 5 klassen en de gemiddelde BMI voor elke klasse in 1993 vergeleken met deze van 2000 in beide geslachten (figuur 1 en 2). Deze gestratifieerde analyse voor de twee meest uiteenliggende onderzoeksjaren leert ons dat de stijging van de gemiddelde BMI in elke leeftijdsklasse optreedt, met uitzondering van een kleine daling bij de vrouwen bij 45-54 jarigen en bij de mannen voor de jongste leeftijdsklasse. Deze leeftijdsspecifieke verschillen in gemiddelde BMI tussen de 2 onderzoeksjaren zijn significant verschillend (Univariate Variantie-Analyse: interactie tussen jaartal en leeftijdsklasse : p<0,0001). Door middel van de ongepaarde t-test werd binnen elke leeftijdsklasse het verschil tussen 1993 en 2000 statistisch getest en dit verschil was met uitzondering van de leeftijdsklasse 45-54 jarigen bij de vrouwen steeds significant (p<0,0001 met uitzondering van +55jarige vrouwen waar p=0,025). Als gevolg van de grote aantallen in elke klasse wijst een significant resultaat echter niet noodzakelijk op een klinisch relevant verschil tussen de gemiddelden. Daarom werd voor elke leeftijdsklasse het 95% betrouwbaarheidsinterval voor dat verschil tussen de twee jaartallen berekend en weergegeven boven de staven.

Gemiddelde BMI in elke leeftijdsklasse 1993 en 2000. Mannen en Vrouwen
4. Bespreking

Het aandeel van zwaarlijvige en obese werknemers neemt tussen 1993 en 2000 toe van 30,5% tot 37% bij de vrouwen en van 48% tot 52% bij de mannen. We kunnen met andere woorden stellen dat bijna 40% van de vrouwelijk werkende bevolking en meer dan de helft van de mannelijke werkende bevolking in onze steekproef in 2000 aan overgewicht lijdt.

Omdat de gemiddelde leeftijd toenam over de beschouwde onderzoeksjaren, en de BMI ook toeneemt met de leeftijd, kan dit een gedeeltelijke verklaring zijn. Maar op 2 uitzonderingen na, neemt de BMI in elke leeftijdsklasse significant toe bij de vergelijking van de twee meest uiteenliggende onderzoeksjaren.

Rekening houdend met de negatieve invloed van obesitas op de morbiditeit en mortaliteit (2, 8, 9, 10) en het grotere risico voor obese personen op het ontwikkelen van chronische gezondheidsproblemen wordt deze evolutie best zo snel mogelijk gestopt en mogelijk teruggedrongen.

Bovendien moet er bij het interpreteren van deze gegevens rekening gehouden worden met het feit dat het hier gaat over een steekproef uit de werkende bevolking, welke over het algemeen gezonder is dan de algemene bevolking (healthy worker effect) (1).

Ten slotte moeten enkele beperkingen van deze studie worden aangehaald. Allereerst moeten we stellen dat, niettegenstaande het hier om een zeer aanzienlijke steekproef gaat, deze niet representatief is voor alle Vlaamse werknemers, omdat het geen random steekproef uit de totale werkende bevolking is. Een tweede beperking betreft de betrouwbaarheid en validiteit van de metingen. Niettegenstaande standaardisatie van de instrumenten en procedures een primaire bekommernis is van de Externe Preventiedienst IDEWE, zijn fouten haast onvermijdelijk wanneer metingen dienen uitgevoerd te worden door ongeveer 100 medische teams (arbeidsgeneesheer en verpleegkundige). In een interne studie naar de betrouwbaarheid en validiteit (4) werden er echter geen indicaties gevonden dat systematische fouten gelinkt zouden zijn aan de BMI.

Tenslotte zijn de verschillende jaartallen als onafhankelijke steekproeven geanalyseerd omdat een individuele koppeling van dossiers, nodig voor een longitudinale studieopzet, technisch niet mogelijk is. Hierdoor gaat heel wat nuttige informatie verloren. Er wordt momenteel gewerkt aan het ontwerp van een elektronisch formulier welke het papieren registratieformulier zal vervangen. Hierdoor kunnen heel wat beperkingen uitgeschakeld worden, waaronder de koppelingsmoeilijkheden van individuele dossiers.

5. Besluiten

In de literatuur zijn sterke argumenten terug te vinden voor de negatieve invloed van obesitas op de morbiditeit en mortaliteit en het grotere risico dat obese personen lopen op het ontwikkelen van chronische gezondheidsproblemen. De cijfers waarmee we hier worden geconfronteerd stemmen tot nadenken, want het aantal zwaarlijvige en obese werknemers neemt gestadig toe met de jaren. In 2000 werden bijna 40% van de werkende vouwen en meer dan de helft van de mannen als te zwaar bevonden (BMI >= 25 kg/m2). En omdat werknemers over het algemeen gezonder zijn dan de algemene bevolking, kunnen we vermoeden dat deze cijfers nog een onderschatting zijn van het probleem in de algemene bevolking. Het lijkt evident dat in een Vlaams preventief gezondheidsbeleid, de aanpak van zwaarlijvigheid en obesitas een essentieel onderdeel zou zijn.

 

6. Literatuurlijst
  1. Checkoway H, Pearce NE, Crrawford-Brown DJ: Research methods in occupational epidemiology. 
    Oxford: Oxford University Press, 1989.

  2. Colditz GA: Economic costs of severe obesity. 
    Am J Clin Nutr 1992; 55; 503S-507S.

  3. Garrow JS: Health implications of obesity. In: Garrow JS. Obesity and related diseases.
    London: Churchill Livingstone, 1988: 1-19.

  4. IDEWE Occupational Health Services: The health status of the Flemish employees (1992) (research report). Leuven: IDEWE, 1996 (Dutch).

  5. Moens G, Van Gaal L, Muls E, Viaene B, Jacques P: Body Mass Index and health among the working population: epidemiologic data from Belgium. 
    Eur J Public Health 1999; 9; 119-123.

  6. Mylle G, Moens G, De Raeve H, Viaene B, Lahaye D: Body mass index, industrial accidents and sick leave: further evidence of an association. 
    Arch Public Health 1998; 56; 81-91.

  7. Norusis MJ: SPSS Advanced Statistics User's Guide. 
    Illinois: SPSS Inc, 1990.

  8. Seidell JC: Obesity in Europe: some epidemiological observations. In: Ailhaud G, Guy-Grand B, Lafontan M, Ricquier D (ed.). Obesity in Europe 91. 
    London: John Libbey, 1992: 109-112.

  9. Troiano RP, Frongillo EA, Sobal J, Levitsky DA: The relationship between body weight and mortality: a quantitative analysis of combined information from existing studies. 
    Int J Obesity 1996; 20; 63-75.

  10. Tsai SP, Lucas LJ, Bernacki EJ: Obesity and morbidity prevalence in a working population. 
    JOM 1988; 30; 589-591.