Industrie op microschaal


In het kort

1. Het project “Industrie op microschaal” laat zich in het kort als volgt schetsen: een (chemisch) bedrijf gaat een samenwerkingsverband aan met een havo/vwo school in de omgeving. De processen in het bedrijf worden vertaald naar onderwijsmateriaal. Met behulp van microschaaltechnieken worden modellen van de processen in de klas gebracht.

2. Samen met activiteiten in het bedrijf, zoals

geeft dat leerlingen een concreet beeld van de beroepsmogelijkheden in de chemie.

3. In het eerste jaar wordt gestart met vijf samenwerkingsverbanden, in het tweede jaar volgen tien nieuwe. Het project heeft een voorbeeldfunctie voor niet bij het project betrokken bedrijven en scholen.

Motivering

4. De chemische industrie is de grootste industrietak van ons land, en neemt 15% van de industriële productie voor haar rekening, 20% van de industriële export en 10% van de werkgelegenheid. Die werkgelegenheid is van hoge kwaliteit: onder de werknemers in de chemische industrie bevinden zich tweemaal zoveel hoogopgeleiden als in de andere takken van industrie.

5. In 1999 had bijna 40% (=13.609) van de vwo-examenkandidaten scheikunde in het pakket. Toch begon dat jaar slechts 2% (=537) van de eerstejaars aan een universitaire studie scheikunde. Tien jaar eerder ging het nog om circa 1200 eerstejaars.

6. Deze daling heeft voor een groot deel een demografische oorzaak, die ook zijn gevolgen heeft voor andere beroepen, zoals die in de verpleging, de kinderopvang en het onderwijs. Gelet op de keuzes die leerlingen op school maken, lijkt het niet zo somber te zijn: ruim de helft van de leerlingen in het havo en vwo kiest een profiel waar ook scheikunde in zit (een “N-profiel”). Dat is echter ook een goede voorbereiding op een populaire studierichting als medicijnen. Ten aanzien van de potentieel in scheikunde geïnteresseerden is het zaak om die leerlingen niet onnodig kwijt te raken. Daartoe moet het onderwijs een reëel beeld geven van de beroepsmogelijkheden met scheikunde.

7. Het nieuwe examenprogramma scheikunde voor havo en vwo verschilt op een aantal punten van het oude. Contexten moeten de relevantie van de scheikunde voor het leven van alledag beter zichtbaar maken en techniek heeft als contextgebied en als vaardigheid een belangrijke plaats gekregen. Helaas blijft de chemische techniek toch vaak een “papieren” aangelegenheid, waardoor de waarde als context verkleind wordt. Om te voorkomen dat het in de klas halen van chemische techniek een kunstmatig karakter krijgt, zouden voorbeelden uit de nabije leefomgeving gehaald kunnen worden.

8. Er bestaat bij verschillende chemische bedrijven en de omliggende scholen een wil om samen te werken. Zo viel bij veel scholen het VNCI-adoptieproject in goede aarde. In het kader van dat project, waarbij chemische bedrijven scholen in de buurt “adopteren”, werd de drempel om deze bedrijven te bezoeken sterk verlaagd. Voor veel scholen betekende de adoptie dat zij toegang kregen tot een tot dan toe onbekend bedrijf in de directe omgeving. Voor de bedrijven betekende het niet alleen een invulling van hun doelstellingen ten aanzien van “responsible care” maar ook een mogelijkheid om public relations te bedrijven. In bredere zin kregen de bedrijven de gelegenheid om zich als toekomstig werkgever te presenteren; niet alleen voor chemici, maar ook voor administratieve krachten, juristen, economenŠ
De European Chemical Industry Council (CEFIC), raadt haar leden een dergelijke “open door policy” aan als deel van het “Responsible Care commitment”. De CEFIC’s Education-Industry Partnership Working Party (EIP-WP) heeft daartoe een handleiding geschreven voor bedrijven.
Deze handleiding is als pdf-file te lezen (1,1M)

9. Er zijn al scholen en bedrijven die in projecten samen hebben gewerkt en daarbij onderwijsmateriaal hebben gemaakt. In Zeeland hebben drie scholen (Nehalennia SG uit Middelburg, Scheldemond SG uit Vlissingen en SSG Het Goese Lyceum) samen met Elf Atochem (thans: Atofina) een lespakket over Grignard-reacties gemaakt. Naast de theoretische behandeling werden de syntheses op microschaal uitgevoerd, was er een excursie en aandacht voor beroepenvoorlichting. Het project kreeg in 1999 de VNCI Chemieonderwijsprijs.

Producten

10. Een direct product van de samenwerking is het onderwijsmateriaal dat door een of meer medewerkers van het bedrijf en een of meer docenten van de school wordt gemaakt. Onderwijsmateriaal dat toegesneden is op het bedrijf en op de school. Onderwijsmateriaal dat niet voor eenmalig gebruik is, maar meerdere jaren gebruikt kan worden. Hierdoor wordt de inspanning die het maken ervan kost over een aantal jaren uitgesmeerd.

11. Het onderwijsmateriaal van de vijf samenwerkingsverbanden wordt onderling uitgewisseld, en - eventueel na bewerking door het Expertisecentrum - landelijk verspreid onder de deelnemers aan het project Microschaalexperimenten.

12. De ervaring opgedaan in de samenwerkingsverbanden moet leiden tot een handleiding waarin aanwijzingen staan hoe bedrijven en scholen kunnen samenwerken. Tussentijds wordt op verzoek van Axis gerapporteerd in de vorm van “Good practices”
De handleiding is als pdf-file te lezen (452K)

Werkwijze

13. De school en het bedrijf maken hun eigen afspraken wat zij gaan doen en hoe ze dat zullen aanpakken.

14. Op de eerste studiedag presenteren de vijf samenwerkingsverbanden hun plannen aan elkaar.

15. Op de tweede studiedag, een jaar later, presenteren de vijf samenwerkingsverbanden hun resultaten aan elkaar, en aan de tien samenwerkingsverbanden van de tweede ronde.

16. In het jaar tussen de twee studiedagen wordt het onderwijsmateriaal gemaakt en gebruikt.

17. Het Expertisecentrum coördineert het werk van de samenwerkingsverbanden:

Tijdschema

18. Het totale project heeft een looptijd van drie jaar.

19. In twee rondes wordt er samengewerkt met scholen en bedrijven. Elke ronde duurt twee jaar (inclusief vorming van koppels en afronding); de samenwerking met scholen en bedrijven duurt circa vijftien maanden.

20. Het tijdschema voor het totale project ziet er als volgt uit:

starteerste rondetweede rondedistributiehandleiding
september 2000koppels vormenliteratuuronderzoek
januari 2001ideeën opstellen
maart 2001studiedag
maart 2001ontwerpen
augustus 2001uitproberen in de klaskoppels vormen
november 2001woudschoten
januari 2002ideeën opstellen
maart 2002studiedagstudiedagversie 1
maart 2002ontwerpen
september 2002afrondinguitproberen in de klaslosse proeven
november 2002woudschoten
januari 2003
maart 2003studiedag versie 2
augustus 2003afrondinglosse proevenvoorstel nascholing

Inspanning en kosten

21. Het is moeilijk in te schatten hoeveel werk verricht moet worden om het onderwijsmateriaal samen te stellen en te gebruiken. Dat is onder meer afhankelijk van de ervaring die reeds aanwezig is, de omvang van het voorgenomen ontwerp en het mogelijk reeds beschikbaar hebben van een programma of experimenten.

22. Het project wordt voor een deel gesubsidieerd door de stichting Axis. Deze subsidie moet “gematcht” worden door bijdragen van zowel het Expertisecentrum (de Universiteit van Amsterdam) als van het bedrijfsleven.

23. De bijdrage van het bedrijfsleven betreft de kapitalisatie van de inzet van personeel.

24. We hebben begroot dat per bedrijf vijftien mandagen ingezet worden:

Eerste resultaten

25. Het eerste samenwerkingsverband werd gevormd door Quest International in Naarden en SG Huizermaat in Huizen. Leerlingen synthetiseerden twee ingrediënten van een luchtig yoghurttoetje: isoamylacetaat als bananensmaak, en glycerollactopalmitaat (E472b) als emulgator, en vergeleken hun product met dat van Quest. Ook werd de fabriek en de R&D-afdeling bezocht.

26. Het project werd op 7 september 2001 gepresenteerd tijdens de 2e European Conference on Chemical Education in Aveiro, Portugal.

27. Najaar 2001 startten vijf samenwerkingsverbanden, voorjaar 2002 startten nogmaals acht samenwerkingsverbanden.


Gepubliceerd op woensdag, 16 oktober 2002, bijgewerkt op woensdag, 1 oktober 2003