Toetsing


De toetsing (evaluatie) vormt een belangrijk onderdeel van het onderwijs en vormt een belangrijk deel van het MDA. (Lees zonodig “3.3. Onderwijzen als Doelgerichte Aktiviteit” uit de oriëntatiecursus nog eens door.)
Uiteraard bestaat er een uitgebreide literatuur over toetsing (zie Verder lezen) en vrijwel elk didactiekleerboek heeft een hoofdstuk over toetsing. Zo geven Schwartz, Dori en Treagust (2013) een helder overzicht over het stellen van leerdoelen en het toetsen ervan.

Wie toetst wie en wie toetst wat?

De toetsing heeft verschillende functies. Meestal wordt het eerst gedacht aan het beoordelen van de leerlingen. Het examen heeft heel duidelijk die functie. Maar de resultaten na een wijziging in het (examen)programma (bijvoorbeeld toen het eerste “Nieuwe Scheikunde”-examen afgenomen werd) geeft ook een aanwijzing over het succes van het nieuwe programma. Het kan dus een beeld geven hoe effectief het onderwijs is, en de noodzaak om dat bij te stellen duidelijk maken. Dat geldt uiteraard ook voor proefwerken en overhoringen die je zelf samenstelt: je toetst niet alleen de leerling maar ook je eigen onderwijzen!

Het is gelet het bovenstaande niet vreemd dat toetsen op grond van hun functie en hun vorm (mondeling, schriftelijk, werkstuk, practicum) ingedeeld kunnen worden. Ook binnen een enkele toets kunnen verschillende vormen en functies een rol spelen.

Belangrijke onderscheidingen die voor de functie worden gemaakt zijn:

summatief - formatief
Een summatieve toets heeft de functie een oordeel over de kennis en vaardigheden van een leerling uit te spreken. Het eindexamen is dus in de eerste plaats summatief. De formatieve evaluatie heeft een functie naar je onderwijstaak: je gaat na hoe de leerling er voor staat en wat daar nog aan gedaan moet worden.

formeel - informeel
Bij een formele evaluatie liggen de vragen en de goed te rekenen antwoorden van tevoren vast. De leerling weet dat hij getoetst gaat worden en waarover, en vaak staan de te behalen punten in de opdracht aangegeven. Bij een informele evaluatie gaat het om vragen die je tijdens de les stelt om na te gaan of je verder kunt met je onderwijsaanbod. De indruk die je van een leerling hebt op grond van beide soorten evaluatie kan wel eens uiteenlopend zijn. Het kan dan haast onbegrijpelijk worden dat een actieve leerling slecht presteert tijdens een proefwerk, terwijl een “luie ongeïnteresseerde” leerling een hoog cijfer haalt. En wat doe je dan met je informeel verkregen oordeel?

product - proces
Heeft de leerling geleerd wat ik wilde dat hij leerde (productevaluatie) en hoe verliep het onderwijs (procesevaluatie)?

Een triest gebruik van de toets is als tuchtmaatregel: een rumoerige, onwillige klas wordt gestraft met een onverwachte overhoring. (Deze straf is zo onzinnig dat Teitler het niet eens noemt.)

Bronnen van toetsen

Ik ga er van uit dat je in de afgelopen tijd verschillende schriftelijke toetsen hebt gebruikt. Misschien heb je ze zelf gemaakt, of samen met je WPB. Het is niet altijd nodig om zelf toetsen te maken, want je kunt ook reeds bestaande toetsen gebruiken. Op school kan een toetsenarchief zijn waaruit je kunt putten. Gebruikelijk is om getallen of voorbeelden iets te veranderen, waardoor een “nieuwe” toets ontstaat. Let er wel op dat berekeningen nog wel lopen. Vaak zijn de getallen zo gekozen dat het rekenen geen struikelblok hoeft te vormen (want wat toets je eigenlijk?): gekozen massa’s verhouden zich als eenvoudige gehele getallen tot de atoommassa’s bijvoorbeeld.
Andere bronnen zijn de docentenhandleiding van het gebruikte schoolboek (of juist van andere boeken!), oude examenopgaven (elk jaar verschijnt een nieuwe examenbundel), en Chemie Aktueel (op basis van krantenartikelen).

Opdrachten (vooraf)

  1. Lees het artikel van Schwartz, Dori en Treagust.
  2. Noteer de vragen die bij je ontstaan, en de ideeën die je krijgt.
  3. Zoek twee voorbeelden van toetsen die jij hebt of je WPB heeft gebruikt: een overhoring en een proefwerk.
  4. Neem voor iedereen een kopie mee, en als je die hebt, van het correctiemodel.
  5. Neem ook (als je die nog hebt) een kopie mee van een antwoordvel van een leerling.

Literatuur

  1. Schwartz, Y., Dori, Y. J., & Treagust, D. F. (2013). How to outline objectives for chemistry education and how to assess them. In I. Eilks & A. Hofstein (Red.), Teaching chemistry - a studybook : a practical guide and textbook for student teachers, teacher trainees and teachers (pp. 37-65). Rotterdam / Boston / Taipei: Sense Publishers.
    Preview: tweede hoofdstuk (1,9 MB pdf-file)

Verder lezen

  1. De Groot, A.D. & Wijnen, W.H.F.W. (1983). Vijven en zessen, Groningen: Wolters-Noordhoff.
  2. Mager, R.F. (1979). Toetsvragen... hoe maak je die?, Groningen: Wolters-Noordhoff.
  3. van der Vecht, J.R. & Ris, C. (2001). Examenbundel scheikunde havo tweede fase, Zutphen: ThiemeMeulenhoff.
  4. Nuy, M. (1994). Toetsen voor cijfers: proefwerken, schoolonderzoeken, tentamens, Nijkerk: Intro.
  5. Verloop, N. & van der Schoot, F. (1995). Didactische evaluatie. In Lowyck, J. & Verloop, N. (red.) Onderwijskunde: een kennisbasis voor professionals, Groningen: Wolters-Noordhoff, 248-284.

Web-links

Toetsen op school (1,3 MB pdf-file)
Toetswijzer: Toetsconstructieproces in acht stappen (664 kB pdf-file)
Examenblad.nl

Bijgewerkt op woensdag, 7 oktober 2015, laatst gewijzigd op woensdag 6 oktober 2021.