Hypothese, december 1997


De wetenschap het graf in geprezen
 

F.A. Bais
Instituut voor theoretische Fysica
Universiteit van Amsterdam



     
    Aan onheilsprofeten bestaat zelden gebrek. Er zijn altijd weer groeperingen die zich terugtrekken op een hoge bergtop omdat het einde van de wereld op handen heet te zijn. Als dan blijkt dat dat niet zo is, voelen zij zich alleen maar gesterkt in hun geloof; hebben zij niet door hun eenzame voettocht de goden gunstig weten te stemmen en ons aldus voor de ondergang weten te behoeden? Zo is het dat we nu, vijftig jaar na Vannevar Bush's essay Science: The Endless Frontier door wetenschapsjournalist John Horgan getrakteerd worden op een boek getiteld The End of Science. Hierin laat Horgan de meest tot de verbeelding sprekende wetenschapsgebieden de revue passeren en komt tot de weinig optimistische conclusie dat er van de wetenschap geen fundamenteel nieuwe gezichtspunten meer te verwachten zijn, noch op het heelal als geheel, noch op wat zich daarin afspeelt, met inbegrip van het verschijnsel mens. Deze door hem gesignaleerde kennishorizon is bovendien een produkt van de wetenschap zelf. 

    Horgan is invloedrijk, niet zozeer vanwege zijn wetenschappelijke verdienste of inzicht, maar omdat hij, als `senior writer' van Scientific American, een sleutel positie innam bij de beeldvorming van de wetenschap naar het grote publiek. In die hoedanigheid was hij ook in de gelegenheid om de afgelopen 10 jaar, boeiende, vaak kritische artikelen over de uiteenlopende wetenschapsgebieden te schrijven, en interviews te publiceren met de meest vooraanstaande geleerden van onze tijd. In zijn boek gaat hij echter een stuk verder en heeft hij de markante uitspraken, opgetekend uit de monden van spraakmakende wetenschappelijke hoogwaardigheidsbekleders, zo gemonteerd dat deze kunnen worden ingezet ter onderbouwing van zijn extreme stelling dat `Het Einde van de wetenschap' daar is. 

    De inhoudsopgave doet denken aan de inventarisatie van een failliete boedel: `Het Einde van' achtereenvolgens, ` de vooruitgang, de filosofie, de fysica, de kosmologie, de sociale wetenschap, het neurotechnisch onderzoek, chaoplexiteit, de limietologie' met tot slot een epiloog getiteld `De Angst van God' waarin zijn verleden als `literair criticus' weer gevaarlijk opspeelt. Een opsomming die het aanstormende bèta-talent terstond rechtsomkeert doet maken en die menig armlastig bestuurder opgelucht zal doen ademhalen. In het kort komt Horgan's betoog hier op neer: Met de ontdekking van de (algemene) relativiteitstheorie en de quantummechanica, de evolutietheorie en de structuur van het DNA molecuul, zijn de fundamentele principes die (voorzover mogelijk) dit heelal verklaren, blootgelegd. Horgan sluit andere paradigma's van een vergelijkbare diepgang en relevantie uit. Zo is hij van mening dat in de gedreven speurtocht van het huidige fundamentele onderzoek slechts de schijn wordt hoog gehouden van wetenschappelijke arbeid, maar dat dit onderzoek in feite meer en meer ontaardt in het bedrijven van wat hij noemt `ironische wetenschap'; het ongebreideld postuleren van speculatieve vermoedens die niet langer proefondervindelijk falsifieerbaar zijn. Met andere woorden, ironische wetenschap, hoe fascinerend ook, brengt ons niet dichter bij de waarheid. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn volgens Horgan: de ontwikkeling van snaartheorie als oplossing van het fundamentele conflict tussen relativiteitstheorie en quantummechanica; onderzoek naar het ontstaan van ons heelal, profetieën ten aanzien van simpele onderliggende wetmatigheden in complexiteit en chaos (met als ideologisch hoofdkwartier het Instituut in Santa Fe) en in het verlengde daarvan het naïef optimisme van wetenschappers die het bewustzijn denken te kunnen doorgronden en modelleren. De wetenschap gaat aan zijn eigen succes ten onder en wat er overblijft is het invullen van details en - indien gewenst - het ontwikkelen van allerhande toepassingen. Horgan vindt dit trouwens wel een belangrijke en zinvolle onderneming. Toch zal het beeld dat het in de huidige natuurwetenschappen eigenlijk alleen nog maar om detaillering gaat, velen met mij tegen de borst stuiten. Het laat zien hoe Horgan tegen de wetenschap aankijkt; in zijn verhaal krijgen zeer fundamentele en cruciale ontwikkelingen een misplaatste vanzelfsprekendheid die een te oppervlakkige analyse suggereert. 

    Mijn vermoeden is dat Horgan zich bij zijn grafrede te veel heeft laten leiden door wat ik wel eens ego-science genoemd heb; de opeenstapeling van populaire boekwerken van gelauwerde wetenschappers. Onderzoekers die hun medemens d.m.v. een bestseller deelgenoot maken van hun vrijblijvende omzwervingen in de geest, met passende titels zoals: The Mind of God, Dreaming of a Final Theory, A brief History of Time, The Quark and the Jaquar, The Theory of Everything, Wholeness and Implicit Order, Infinite in All Directions, Disturbing the Universe, The Emperors New Mind, Order Out of Chaos en At Home in the Universe. Hun speculatieve bespiegelingen maken op het publiek zeer veel indruk, temeer omdat die nobele wetenschappers nu eindelijk eens wél begrijpelijk zijn en bovendien spreken over dingen waar men wat mee kan. Eindelijk eens betrouwbare sprookjes. Er zitten verstands-verbijsterende verhalen bij over veel-wereld-interpretaties, reizen door de tijd met `en passant' godsbewijzen gebaseerd op vloeistofmechanica dan wel op de `arrow of time', en vrije wil als bijproduct van de onzekerheidsrelaties. Mind boggling. Wat de argeloze lezer en ook Horgan zich niet altijd realiseert is dat de wetenschappelijke reputatie van de auteurs juist niet op die boeken gebaseerd is. 

    Toen Horgan onlangs een verhaal gaf aan de Universiteit van Amsterdam - nota bene in het kader van de wetenschap & technologie dagen -, werd hij lastig gevallen door wetenschappers die vroegen hoe hij dat allemaal zo zeker wist, hoe het met de onderbouwing van zijn boude beweringen zat en of zijn betoog niet een voorbeeld bij uitstek van `ironische wetenschap' was. In eerste instantie antwoordde hij dat dat wel zou blijken, in tweede instantie verborg hij zich achter de brede schouders van de door hem geciteerde wetenschappelijke reuzen, ten derde meende hij dat het eigenlijk gewoon een kwestie van `gezond verstand' was, waarop iemand in het gehoor hem er fijntjes op wees dat bij het anticiperen van radicale doorbraken in de wetenschap, gezond verstand vaak een obstakel is. Dit is een niet onbelangrijk gegeven. Gevestigde wetenschappers zijn niet altijd even goed in het onderkennen of accepteren van radicale vernieuwingen, zelfs als ze die zelf teweeg hebben gebracht. Lorentz had het moeilijk met de speciale relativiteitstheorie, Einstein met het dynamisch heelal en de quantum mechanica, Pauli met spin en Yang Mills theorie en Dirac met renormalisatie, om maar enkele voorbeelden te noemen. Deze voorbeelden illustreren dat uin de wetenschap ook pausen feilbaar zijn.

    Als fysicus wil ik ter illustratie ingaan op het het vermeende ironische karakter van de `snaartheorie', omdat ik met dat gebied van onderzoek vertrouwd ben. Snaartheorie is een ambitieuze poging om de diepe conceptuele kloof tussen de algemene relativiteitstheorie en de quantum mechanica te overbruggen. Jaren van onderzoek hebben aangetoond dat deze kloof inderdaad zeer diep is en dat betekent dat een radicale ingreep noodzakelijk is in ons denken over wat materie, ruimte en tijd op het meest fundamentele niveau nu eigenlijk zijn. De geschiedenis van de wetenschap leert dat zo'n robuust conflict de ideale voedingsbodem is voor een fundamenteel nieuw paradigma van het type waar Horgan naar op zoek lijkt, en dat is natuurlijk ook waarom er door zoveel vermetele geesten aan gesleuteld wordt. Horgan meldt dat deze theorie niet te falsifiëren is, omdat daar een versneller met een omtrek van een duizend lichtjaar voor nodig zou zijn en daarmee is snaartheorie gedegradeerd tot een hersenspinsel dat thuis hoort in de metafysica, tot een typisch voorbeeld van ironische wetenschap. Hij weet zich in deze mening o.a. gesterkt door nobelprijswinaar - en anti-snaar activist - Glashow en tot overmaat van ramp heeft ook Feynman ooit gezegd dat hij de snaartheorie een onzinnig idee vond (niet onvermeld mag blijven dat hun collega's Weinberg en Gell-Mann zich juist positief hebben opgesteld). Ik denk dat iedereen het erover eens is dat een versneller niet het geëigende instrument is om mee op zoek te gaan naar de miniscule snaartjes, maar daarmee is de kous niet af. Onlangs nog is een fraaie overkoepelende theorie van Georgi en diezelfde Glashow, waarvoor slechts een versneller met de afmeting van ons zonnestelsel nodig zou zijn, gefalsifieert m.b.v. een miljoen liter water! Soms blijkt het mogelijk om hele kleine getallen te neutraliseren door ze met hele grote getallen (zoals het getal van Avogadro) te vermenigvuldigen; wie niet groot, rijk of sterk is moet vooral slim zijn. Horgan gaat ook voorbij aan het gegeven dat er al tal van vaststaande feiten zijn die om een verklaring vragen, bijvoorbeeld m.b.t. de dimensionaliteit van de ruimte tijd, de noodzaak en aard van de natuurkrachten zoals de zwaartekracht, de kosmologische constante en bepaalde eigenschappen van zwarte gaten. Snaartheorie heeft hier al belangrijke concrete bijdragen aan geleverd. Verder zijn er zo veel stringente eisen die voortkomen uit de wiskundige consistentie, dat er vooralsnog geen enkele serieus alternatief voor snaartheorie is geconcipieerd. Consistentie heeft bijvoorbeeld de implicatie dat er van alle deeltjestypen `superpartners' moeten bestaan waar weer wel met versnellers naar gezocht kan worden. Het niet uniek zijn van snaartheorie, een ander argument dat door Horgan tegen de theorie wordt aangevoerd, dat inmiddels op spectaculaire wijze geëlimineerd is, hetgeen tot een belangrijke verdieping van het inzicht in theorie heeft geleid. Snaartheorie heeft geleid tot een enorme activiteit op het raakvlak met de zuivere wiskunde, waar belangrijke concrete resultaten uit voortgekomen zijn, getuige de Fields medal voor Ed Witten, één van de toonaangevende snaar onderzoekers. Er zijn ook aspecten van snaartheorie die in andere deelgebieden van de fysica inmiddels experimenteel geverifieerd zijn. Inderdaad snaartheorie is meer dan alleen een nieuw perspectief op fundamentele structuur en wisselwerking, het is een belangrijk nieuw stuk gereedschap voor de theoretische natuurkunde als geheel. Geen van deze overwegingen komen aan bod in Horgan's boek, waar de lezer de indruk krijgt opgedrongen dat het in dit gebied van de natuurkunde om vrijblijvende hersengymnastiek of zelfs religie gaat. Iedere fysicus die wel eens met Witten heeft gecommuniceerd zal zich verbazen over de karakterisering die Horgan van hem geeft als `de meest spectaculaire beoefenaar van ironische wetenschap die ik ooit ontmoette'. Dit is er niet zozeer op gericht mijn eigen vakgebied te `rehabiliteren' maar vooral ook om aan te geven dat mijn vertrouwen in het beoordelingsvermogen van Horgan dermate geschaad is dat ik zijn uitspraken over andere gebieden van wetenschap - waar ik minder goed in thuis ben - met een gigantische korrel zout neem.

    Het boek leest makkelijk, omdat ondanks de beladen boodschap het werk in een zeer onderhoudende stijl geschreven is. De lezer wordt overstelpt door een niet-aflatende stroom van pakkende `one-liners', opgetekend uit de mond van talloze nobelprijswinnaars en andere wetenschappelijke halfgoden; `het einde van de wetenschap' is als `conversation piece' dan ook zonder meer geslaagd. Anderzijds is dit `van horen zeggen' aspect ook een zwakte van het boek: soms raak je 't spoor bijster in de wirwar van tweedehands opinies. Als rechtgeaarde journalist kun je er misschien prat op te gaan - zoals op de omslag van de engelse versie dan ook met grote letters staat aangeprezen - dat het boek in ieder geval `controversieel' en `provocerend' is. Zeker als dat, naar ik aanneem, een lucratieve controverse is; het valt echter nog te bezien of het het motto `de één z'n brood is de ander z'n dood' van toepassing is. Ik twijfel er niet aan dat Horgan de betrokkenen letterlijk citeert maar door de gerichte selectie en tendentieuse recombinatie, zijn niet alle geinterviewden even gelukkig met de uitkomst, immers, uitspraken worden bij zo'n excercitie gemakkelijk uit hun verband gerukt. Het is een kunstgreep om de opinies van de schrijver zelf van meer gewicht te voorzien. Horgan is zijn baan bij de American Scientific inmiddels kwijt, en dat is weer koren op de molen van degenen die vinden dat het wetenschappelijk establishment het slechte nieuws van apostel Horgan kennelijk niet verdragen kan. Hoewel hij bepaald niet tegen de wetenschap is - eerder het tegendeel - is het niet denkbeeldig dat hij nog uitgroeit tot een martelaar van de antiwetenschaps beweging, die in de maatschappij de kop lijkt op te steken. Vooral Horgans eigen conclusie:`De wereld is een raadsel dat God heeft geschapen om zichzelf in bescherming te nemen tegen zijn vreselijke eenzaamheid en doodsangst', doet het ergste vrezen. En wat betreft Glashow, die heeft in Harvard inmiddels twee jongere collega's mogen verwelkomen, ze zijn werkzaam op het gebied van - u raadt het al - de snaartheorie.
     
     


F.A. Bais