Mijn goede vader zei altijd

Mijn vader Antonius (Toon) Nieuwenhuizen (1922-1989) was een wandelend spreekwoordenboek.
Hij had die wijsheid weer van zijn moeder, Alida (Aal) Verheul (1892-1962).
Ik schrijf er een paar van op:

Zijn levensmotto: Leef en laat leven!

Dat van zijn moeder: Een tevreden mens heeft de halve wereld.

En van beiden: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.


Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.

Heel alleen: moederziel alleen.

De morgenstond heeft goud in de mond.

Over kinderen: De appel valt niet ver van de boom.

Mijn kinderen zijn me allemaal even lief.

Kleine mensen, kleine wensen; grote mensen, grote wensen.

Kleine kinderen, kleine zorgen; grote kinderen, grote zorgen.

Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.

Waar het hart van vol is, loopt de mond van over

Over liefde: Het bloed kruipt, waar het niet gaan kan.

Over geluk in het leven: Je kinderen zijn je grootste geluk.

Over een echt probleem: Daar helpt geen moedertje lief tegen.

Kinderen horen veel: Kleine potjes hebben grote oren.

Het is bestemd: Het staat in de sterren geschreven.

Wij zijn te gast in dit ondermaanse.

Over de alledaagse strijd: Geef ons heden ons dagelijks brood.

Over onontkoombare neveneffecten: Waar gehakt wordt, vallen spaanders.

Over problemen: Zolang er leven is, is er hoop.

Een zwak argument: Dat legt geen gewicht in de schaal.

Het is niet alles goud wat er blinkt.

Geld wat stom is, maakt recht wat krom is.

Kinderpraat: Bakerpraat.

Alle kleine beetjes helpen.

Samen sta je sterk.

Wees zuinig: je moet het niet over de balk gooien.

Je moet je goede naam niet te grabbel gooien.

Twee weten meer dan een.

Niemand weet het: Wie het weet, mag het zeggen.

Voor de e'e'n een vraag, voor de ander een weet.

Dat is een gouden kans, die moet je pakken.

Het komt in orde: Het komt voor de bakker.

Strategisch optreden: Je moet hem de wind uit de zeilen nemen.

Hij heeft iets indrukwekkends gedaan: Hij heeft ze een poepje laten ruiken.

Dat had je zelf willen bedenken: Daar had je vroeger voor op moeten staan.

Nieuwe gelegenheid, nieuwe kansen.

Niet geschoten is zeker mis.

Er is voor iedereen een partner: Geen potje zo krom of er past wel een deksel op.

Zoals de waard is, vertrouwt ie zijn gasten.

Je moet het glas niet te na aan de mond brengen.

In hoge nood: het water staat tot aan de lippen.

Er zit smaak noch kraak aan.

Holle vaten klinken het hardst.

Er zit muziek in.

Hij is met de muziek mee.

Het vlees is gewillig, de geest is zwak.

Daar moet je boven staan.

Wees jezelf, dan ben je al gek genoeg.

Hij heeft echte interesse: Of het zijn lust en leven is.

Je moet je kruit niet te vroeg verschieten.

Je moet je neus niet in andermans zaken steken.

Je moet geen loopje met je laten nemen.

Als je twintig bent, laat je je nog als een jochie wegsturen. Als je veertig bent niet meer.

Iemand die magertjes beloond wordt: ze gebruiken hem als krullenjongen (die bij het zagen de krullen opveegt).

Niemand hoeft volmaakt te zijn: Elke gek heeft zijn gebrek.

De duivel luistert mee: Als je over de duvel spreekt, trap je hem op zijn staart.

Over de onvermijdelijkheid van voortrekken: Het hemd is nader dan de rok.

Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.

Bij schierbaar onoplosbare problemen: Komt tijd, komt raad.

Een onbegrijpelijke mededeling: Daar kan ik geen chocola van maken.

De dag van morgen deelt met zijn eigen zorgen

Volop spijt: Je zou je de haren uit je hoofd trekken.

Hopeloos gevecht: Vechten tegen de bierkaai.

Alles heeft zijn grenzen: Het is zolang als het breed is.

Alles heeft zijn prijs: De vis wordt duur betaald.

Met de (hooi-)vork schrijven: te hoge rekeningen schrijven.

Vraag niet te veel: Je moet de kerk in het midden laten staan.

Alles heeft zijn prijs: Wie de lusten geniet, moet ook de lasten dragen.

Iets is kwijt: Het heeft pootjes gekregen.

Als iemand het maar half snapt: Hij heeft de klok horen luiden, maar weet niet waar de klepel hangt.

Als iemand niet wil: Je moet hem er met de haren bijslepen.

Iemand die altijd dwars ligt: Het is een hork.

Iemand die anderen geen vrijheid laat: Het is een dwingeland.

Daar heb ik geen zin in: Mijn portie aan Fikkie.

Wie wind zaait, zal storm oogsten.

Ezels zijn verstandiger dan mensen: Een ezel stoot zijn hoofd niet tweemaal aan dezelfde steen.

Bij teveel eigendunk: Hij loopt naast zijn schoenen.

Je moet niet treiteren: Je moet iemand niet het bloed onder de nagels vandaan halen.

Bij gebrek aan servies: Gebruik je tien geboden (vingers).

Trots op een auto die hij weer aan de gang gekregen had: Hij rijdt als een trein.

Trots op een machine die hij weer aan de gang gekregen had: Hij draait als een lier.

Als er iets ergens op viel: Hij kan het beter hebben dan ik.

Niets is helemaal hopeloos: Geen veldslag of er zijn soldaten uit terug gekomen.

De soep wordt niet zo heet gegeten als ie wordt opgediend.

Het probleem afschuiven: De hete aardappel op een andermans bord schuiven.

Het probleem aanpakken: Het mes er in zetten.

Raden: Er een gooi naar doen.

Draai er niet om heen: Voor de dag ermee; Voor de draad ermee.

Opgeven (bij boksen): De handdoek in de ring gooien.

Over iemand die zichzelf blijft: Het zijn stevige benen die de weelde kunnen dragen.

Jezus zei: Toon mij uw vrienden, dan zal ik zeggen wie u bent.

Over de wijsheid je fouten in te zien: Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

Over gemaakte fouten: Wie zijn kont brandt, moet op de blaren zitten.

Over ondanks waarschuwingen gemaakte fouten: Wie niet wil horen moet voelen.

Maak je niet te veel zorgen: Maak je niet te sabbel.

De dag van vandaag heeft genoeg aan zijn eigen zorgen.

Als iets overduidelijk is: Dat kun je met je klompen aanvoelen.

Wees tevreden met wat je kunt krijgen: Beter een half ei dan een lege dop.

Je moet niet lopen slapen. Je moet niet lopen dromen.

Kijk uit de doppen van je ogen. Kijk uit je doppen.

Iemand op de huid zitten, iemand het vuur aan de schenen leggen.

Hij is niet gestraft: Hij is de dans ontsprongen.

Iemand die zich zelf niet in bedwang heeft: Hij kent geen maat. Hij kan geen maat houden.

Over onbegrensde mogelijkheden: Waar een wil is, is een weg.

Over initiatief nemen: De eerste klap is een daalder waard.

Over het verschil in ondernemingslust: De een heeft meer in zijn mars dan de ander.

Stille wateren hebben diepe gronden.

Niet bijster interessant: Dertien in een dozijn; daar gaan er dertien van in een dozijn.

Hij is geen hoogvlieger.

Een waardeloos karakter: hij is geen knip voor zijn neus waard.

Iemand met kil karakter: daar zit smaak noch kraak aan.

Ik kan aan zijn neus niet zien of ie eerlijk is.

Schamperend over opscheppers: Wie niks is en zich niks verbeeldt, is twee keer niks.

Over mensen die afgeven op anderen: Laat ze maar kletsen, het is allemaal nijd.

Over eeuwige kritiek: Daar moet je boven staan.

Over geroddel: Daar moet je boven staan.

Je moet wijzer wezen. Je had wijzer moeten wezen.

Wees de wijste: als de berg niet naar Mozes komt, moet Mozes maar naar de berg komen.

Bij vragen over ruzies: Jij moet de wijste zijn. (Jij bent degene die het moet bijleggen).

Als een van de kinderen kritiek had: Doe jij het maar beter.

Als het nooit goed is: Het is niet goed of het deugt niet.

Over mensen met weinig initiatief: Daar zit weinig bij.

Over te mooie dromen: Een mens bedriegt zichzelf.

Over wijdverspreide onwaarheden: De mensen willen bedrogen worden.

Arme oude mensen zonder kinderen: Kind noch kraai achterlaten.

Over zuinige oude mensen: Ze kunnen het niet meenemen.

Over ouder worden: Na je veertigste gaat het terug uit.

Over ouderdom: Oud? De duvel is oud en nog ouwer is zijn ouwe moer.


En dan, mijmerend over zijn eigen leven: Als ik terug kijk, denk ik: het was maar zo'n poosje.



Boerenwijsheid/boerenslimheid:


Een afkeer van vernieuwingen: Wat de boer niet kent, dat eet ie niet.

Je weet niet hoe de oplossing gevonden wordt: Je weet nooit hoe koe een haas vangt.

Niets moeilijks: Dat snapt een rund nog.

Niet erg slim: Zo stom als een rund.

Verlies leiden: Teruguit boeren.

Niemand is perfect: Geen koe zo bont of er zit wel een vlekje op.

Gedraag je: Je moet niet de beest uithangen.

Als er 's nachts lampen branden in de stal: De koeien hoeven de krant niet te lezen.

Malen = herkauwen. Wees duidelijker: je moet niet malen, loop niet te malen.

Hij interesseert zich er niet voor: Hij maalt er niet om.

Zoals de ouden zingen, piepen de jongen.

Beter een vogel in de hand dan tien in de lucht.

Bovenop de zaak: Als een bok op de haverzak.

De verkeerden worden beloond, ofwel werkpaarden tegenover renpaarden: De paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet.

Met een verkeerde oplossing komen: Het paard achter de wagen spannen.

Hij/zij heeft mooie lange haren: Hij/zij heeft manen als een paard.

Hij is te zeer zelfingenomen: Hij is over het paard getild.

Niets verhullen: Man en paard noemen.

Zo sterk als een paard.

Een heel sterk middel: Een paardenmiddel.

Daar kan een blind paard nog geen schade aanrichten.

Als kinderen de baas spelen bij afwezigheid van ouders: Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

Gebied een ander niet: Commandeer de hond en blaf zelf.

Als kinderen stil zijn onder het eten: Als poesjes muizen, miauwen ze niet.

Je moet het niet algemeen bekend maken: Je moet niet de kat de bel aanbinden.

Je moet het niet uitlokken: Je moet niet de kat op het spek binden.

Een les van veemarkten: De beste handel gebeurt bij het sluiten van de markt.

Over iemand die altijd meer wil: Een boer en een zog hebben nooit genog.

Het einde der tijden: Als de boer niet meer klaagt en de pastoor niet meer vraagt.