Microschaalexperimenten 

De implementatie van microschaal experimenten in het scheikunde onderwijs

Samenvatting

In dit rapport worden de resultaten beschreven van een onderzoek onder de gebruikers van microschaalexperimenten in het vak scheikunde in HAVO en VWO. Gekeken is naar de snelheid waarmee microschaalexperimenten een plaats vinden binnen de schoolpraktijk, naar de waardering voor het materiaal en methode en naar het gebruik van het materiaal. Voorts is er een inventarisatie gemaakt van de wensen van de gebruikers ten aanzien van nieuwe experimenten, ondersteuning etc.

Het onderzoek is uitgevoerd door A. Bominaar in de periode april tot juli 1998 in het kader van de post-doctorale lerarenopleiding aan het Instituut voor de Lerarenopleiding (ILO) van de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek werd begeleid door R. van der Valk (A. Roland Holst College, Hilversum), E. Joling (Stichting MicroC3hem) en M. Goedhart (Didactiek der Scheikunde, UvA).

Uit het onderzoek blijkt dat de methode relatief snel een plaats vindt binnen het bestaande onderwijs, waarbij in een jaar tijd de overgrote meerderheid het materiaal meerdere malen heeft gebruikt. Dit gegeven gecombineerd met het feit dat men overwegend zeer tevreden is over het materiaal (scores van >3 op bijna alle punten op een 1-tot-4-schaal), rechtvaardigt de conclusie dat het materiaal een succes is.

Dat de gehanteerde methode voldoende mogelijkheden biedt, onafhankelijk van de door docenten gebruikte methode, blijkt uit het feit dat zowel de documentatie op zich alsmede het werken met de bundel positief gewaardeerd wordt. Verder blijkt de meerderheid van de gebruikers de experimentenbundel ook daadwerkelijk te gebruiken.

Momenteel wordt het materiaal overwegend in de hoogste klassen van het VWO ingezet. Onduidelijk is nog of dit komt doordat docenten het materiaal in deze klassen uitproberen of omdat men het materiaal toch minder geschikt acht voor HAVO en lagere klassen. Indien het laatste het geval is zullen er voorschriften moeten komen die op deze leerlingen zijn toegesneden.

Het feit dat de introductie tamelijk succesvol verloopt en dat de gebruikers tevreden zijn over het materiaal wat er nu is wil echter niet zeggen dat er geen wensen meer zouden zijn. Feitelijk lijkt juist het tegendeel het geval. Doordat het materiaal bijzonder goed bevalt, wordt de vraag naar uitbreiding van het aantal experimenten en toepassingen in andere takken van de scheikunde juist vergroot. Verder blijken er ook duidelijk wensen te bestaan met betrekking tot materiaal voor de tweede fase, profielwerkstukken in het bijzonder.

Tot slot kan er worden geconcludeerd dat de ondersteuning tot op heden als positief wordt ervaren, waarbij moet worden aangetekend dat de vraag om nieuwe voorschriften in diverse richtingen dusdanig sterk is dat indien daar niet binnen afzienbare termijn aan tegemoet gekomen wordt, dit oordeel wel eens snel minder positief zou kunnen uitpakken.

Verder lezen



Titelpagina / Samenvatting / Inleiding / Methode / Resultaten en conclusies / Discussie / Aanbevelingen / Dankwoord / Referenties / Appendix A / Appendix B

Voor meer informatie kunt u terecht bij: logo MicroC<sub>3</sub>hem

Stichting MicroC3hem
Nieuwe Achtergracht 129
1018 WS Amsterdam
Telefoon: 020-5256583
Fax: 020-5256586

E-mail: micro@chem.uva.nl


Gepubliceerd op 26 februari 1999