De waarom-fase

In: Nederland in Ideeën, 2019

Jelle Zuidema, Taaltechnoloog, cognitiewetenschapper, Universiteit van Amsterdam

Mijn zoon van 6 zit stevig in de waarom-fase. Waarom eten we we vanavond wéér sperziebonen? Maar waaróm moeten we ook af en toe groente eten? Maar waaróm zijn groente gezond? Waarom heeft mijn lijf vitamines nodig? Waarom is dat gewoon zo? Zo’n lawine van waarom-vragen leidt steevast terug naar waar hij begon: Maar pappa, waarom eten we vanavond sperziebonen?

 

Als ouder kan ik daar soms wanhopig van worden, maar voor mij als wetenschapper is ‘waarom’ waar het allemaal om draait. En voor mij als betrokken burger is de nieuwsgierigheid naar het waarom achter het waarom achter het waarom de sleutel tot het oplossen van de problemen van onze tijd.

 

De kranten staan bijvoorbeeld bol van berichten over het fenomeen “nepnieuws”, waarbij de wereld van de algoritmes – waarin ook ik mijn onderzoek doe – vaak als grote boosdoener en soms als redder in nood wordt gezien. Bij de stroom van berichten over nepnieuws denk ik vooral: er mogen wel wat meer vragen worden gesteld over de achterliggende redenen, en de redenen die daar weer achterliggen. Dus niet alleen: Waarom verspreiden en delen mensen nepnieuws, en waarom geloven mensen nepnieuws? Maar ook: Waarom vertrouwen mensen überhaupt op informatie uit de media? Waarom zijn journalisten over het algemeen betrouwbaar? Waarom is het van belang voor nieuwsorganisaties om betrouwbaar gevonden te worden?

 

Uiteindelijk leidt deze lawine van waarom-vragen tot reflectie op fundamentele vragen over de diersoort mens. Over waarom de mens in de evolutie op grote schaal is gaan communiceren via taal, waarom wij in ons dagelijks leven meestal gewoon de waarheid spreken, en waarom wij ook vrijwel altijd geloofd worden. Dat zijn vragen die op het eerste gezicht nogal academisch zijn, maar bij nadere beschouwing heel relevant voor het nadenken over oplossingen voor het nepnieuws-probleem.

 

In de antwoorden van de wetenschap op die vragen vind je namelijk steeds een paar elementen terug. Element 1: vertrouwen ontstaat makkelijker in de evolutie als gesprekspartners niet anoniem zijn, maar elkaar kunnen herkennen en leugenaars dus risico lopen op reputatieschade. Element 2: vertrouwen ontstaat als de interacties tussen gesprekspartners niet eenmalig zijn, maar er een gerede kans is om dezelfde partner opnieuw tegen te komen. Element 3: vertrouwen ontstaat makkelijker als communiceren niet gratis is, maar als communiceren ook echt wat kost voor de spreker (en dan het liefst een beetje kostbaarder is voor de leugenaars).

 

Als je met die inzichten in het achterhoofd kijkt naar de moderne sociale media en massamedia, is het wat minder verrassend dat de betrouwbaarheid onderuit gaat, want juist deze drie elementen zijn in de massacommunicatie en sociale media onder druk komen te staan: gesprekspartners op sociale media zijn vaak anoniem, nieuwsconsumenten hoppen vrijelijk heen en weer tussen verschillende media, en het creëren en verspreiden van teksten en beelden kost vrijwel niets. En ik vermoed dan ook dat belangrijke stappen in het terugdringen van nepnieuws bestaan uit het, zoveel als mogelijk, terugdringen van anonimiteit en het bevorderen van herhaalde interacties tussen journalist en lezer, en tussen lezers onderling, en zorgen dat de financiële prikkels het nieuws de goede kant op duwen. Een journalistiek platform als ‘De Correspondent’, net als vergelijkbare initiatieven in andere landen, is een prachtig voorbeeld van hoe je dat kunt organiseren in de huidige tijd.

 

Mijn zoontje gaat intussen gewoon door met zijn vragen. Waarom moet ìk als eerste onder de douche? Waarom is het kinderbedtijd? Waarom ga jij nog niet slapen? Waarom moeten kinderen vroeger gaan slapen dan grote mensen? Soms vraag ik wel eens af waarom hij zoveel vragen stelt, en dan realiseer ik me snel dat hij erfelijk belast is. Op mijn schoolrapport uit 1988 staat een extra opmerking van mijn klasseleraar: “De leraren vragen of je wat minder wilt vragen!”. Ik hoop dat mijn zoon in zijn schoolloopbaan vooral docenten gaat treffen die het vragen stellen van harte aanmoedigen.