In 2013 schreef ik dit optimistische stukje voor “Nederland in Ideeen“.
Honderdduizend jaar nuttig geklets
Aan geschiedenis ontsnap je maar moeilijk. Geschiedenis is een verplicht vak op lagere en middelbare scholen, er zijn mooie geschiedenisprogramma’s op televisie en radio, mooie tijdschriften en eindeloos veel historische fictie- en non-fictieboeken in de boekwinkels. We hadden zelfs bijna een Nationaal Historisch Museum gehad om de veronderstelde achteruitgang van het historisch besef een halt toe te roepen. De pleitbezorgers van geschiedenis denken vaak in eerste instantie aan de geschiedenis van de Europese staten – hun oorlogen, hun koningen, hun politici van de afgelopen paar duizend jaar.
Steeds vaker gaat het gelukkig ook over ideeën en cultuur: de wetenschappelijke revolutie, de burgerrechten, het feminisme, de islam. Maar zelden heeft de geschiedenislobby het over het echt grote verhaal – de geschiedenis van de mensheid, het ontstaan van taal, cultuur, beschaving en staten. En dat terwijl in die Big History misschien wel de belangrijkste les voor onze toekomst ligt.
Want wie is opgegroeid in een van de naoorlogse Europese welvaartsstaten, is opgegroeid met het bizarre idee dat vrede, welvaart, recht, democratie en vooruitgang de norm zijn. En wie met dat verwachtingspatroon de wereld in gaat is een gemakkelijk slachtoffer voor een cultuurpessimisme dat leidt tot een passiviteit die het wereld-verbeteren in de weg staat. Een beetje meer kennis van wat de mensheid bereikt heeft in de laatste paar honderdduizend jaar is een fantastisch tegengif tegen dat pessimisme.
Honderd jaar geleden was de democratie, inclusief vrouwenkiesrecht, nog niet ingevoerd. Duizend jaar geleden leefde het gros van de mensen in bittere armoede, onderhevig aan frequente oorlogen, rechteloos en ondergeschikt aan een kleine elite. Tienduizend jaar geleden leefden we allemaal nog als jagers-verzamelaars in stateloze samenlevingen, zonder land-bouw, zonder koningen, zonder schrift. En ruim honderdduizend jaar geleden onderscheidde de mens zich nog maar nauwelijks van andere apen: geen kunst, geen complexere technologie en mogelijk zelfs nog geen taal. En bedenk, in die honderdduizend jaren leefden er maar zo’n vijfduizend generaties. Er zouden maar een paar extra bladzijden nodig zijn in de Bijbel om de opsommingen van voorvaderen van Jezus uit te breiden tot de biologische stamvader van alle mensen!
Wetenschappelijk onderzoek in de laatste decennia heeft een hoop duidelijk gemaakt over wat er in de afgelopen paar honderdduizend jaar gebeurd is, en hoe de mensheid zich zo razendsnel heeft kunnen ontwikkelen. Bijna maandelijks worden er nieuwe ontdekkingen gemeld. Het beeld dat er oprijst uit archeologisch en genetisch onderzoek is dat mensachtigen zich tot één miljoen jaar geleden duidelijk, maar slechts in beperkte mate onderscheidden van andere apen. Pas vanaf ruim honderdduizend jaar geleden gaat Homo sapiens zich opvallend afwijkend gedragen. De oudste vondsten van kralen en kettingen zijn van rond die tijd. De schitterende rotstekeningen van Lascaux dateren van zo’n veertigduizend jaar geleden. Tienduizend jaar geleden werd de landbouw uitgevonden en werd Amerika bevolkt, zesduizend jaar geleden ontstonden de eerste vormen van geschreven taal, vijfduizend jaar geleden bouwde de mens de piramides, en de rest is, tja…, geschiedenis.
Wat zit er achter die enorme versnelling van de ontwikkelingen? Veel wetenschappers denken dat het ontstaan van taal een centrale rol heeft gespeeld, in combinatie met het mechanisme van culturele evolutie. Taal is zo’n belangrijk ingrediënt in de verklaring omdat taal een medium biedt om kennis en afspraken te delen en door te geven aan volgende generaties. En taal biedt ons brein een medium om gedachten te vormen en te onthouden die zonder taal letterlijk niet denkbaar zijn.
De sociale innovaties (handel, recht, staatsvorming) en technologische innovaties (landbouw, gereedschap, kleding) van de afgelopen honderdduizend jaar waren nooit mogelijk geweest zonder dat er eerst talen in de populaties waren ontstaan waarmee informatie over grote afstanden en tijdspannes gedeeld en gecombineerd kon worden.
Taal is bovendien zelf onderhevig aan culturele evolutie: net als met evolutie in de biologie, is het zinnig om over taal na te denken in termen van overerving (elke generatie leert taal van de vorige), variatie en natuurlijke selectie (de best aangepaste woorden, klanken en regels overleven). Het vermogen van taal om zich via het mechanisme van culturele evolutie aan te passen aan de eigenaardigheden van de mens lijkt een belangrijke rol te spelen in de verklaring voor hoe taal in relatief korte tijd, en met maar weinig biologische aanpassingen, zo complex heeft kunnen worden en zo’n centrale rol heeft kunnen spelen in de geschiedenis van de mensheid.
De wetenschap begint dus te doorgronden waar de mens vandaan komt, en hoe we het zover hebben weten te schoppen. Cruciaal zijn taal als communicatiemiddel en de voortdurende verandering van taal (inclusief de dag die je wist dat zou komen). En cruciaal is de uitwisseling van ideeën om te komen tot grote technologische innovaties, die altijd het resultaat zijn van vele kleine innovaties. En cruciaal is ten slotte communicatie voor het vinden van win-winsituaties in hoe we de samenleving organiseren, zodat we niet allemaal voortdurend in strijd leven en ieder apart op de savanne op zoek moeten naar bessen, wortels of prooien om op te eten, maar samenwerken, de taken verdelen en de ander wat gunnen.
Zo bekeken is er best reden voor cultuuroptimisme. De wereld is nog steeds grondig aan het veranderen. Sommige veranderingen zijn ten goede, sommige ten kwade. Maar de mechanismen die de afgelopen honderdduizend jaar een enorme netto verandering ten goede hebben veroorzaakt – informatieoverdracht en communicatie via taal – zijn juist in onze tijd weer enorm versterkt door de opkomst van het internet. Eigenlijk is de grootste bedreiging voor de toekomst de onverschilligheid van de westerse mens ten aanzien van de verworvenheden van honderdduizend jaar culturele evolutie. De burgerrechten, vrouwen- en homo-emancipatie, het recht op privacy, het internationaal recht, het open internet, de ontwikkelingssamenwerking, de nivellering, de milieubescherming en het vrije onderzoek verdienen bewondering én bescherming waar nodig, en niet het moedeloze schouderophalen van de cultuurpessimist. Voor wie het geluk heeft gehad met al die verworvenheden op te groeien, is het noodzakelijk een beetje meer te weten van het grotere verhaal achter de geschiedenis om dat weer in te zien.